Wintervoer
De wateringen waren een lokaal kanaalwatercuriosum, passend in een lange traditie van inventieve kunstgrepen om zoveel mogelijk wintervoer voor het vee uit de schrale grond te persen.
Beeklopen werden verlegd en opgestuwd, om de aanpalende hooilanden te laten oppeppen door de mineralen en organische rommel aangevoerd door de beek. Want buiten de valleigronden was alleen zand. Al dan niet met hei.
Vanuit die optiek was een nieuw gegraven kanaal niks anders dan een groot uitgevallen beek. Het duurde dan ook niet lang voor de omliggende heidevelden werden dooraderd met spijs- en afvoersloten, boven- en onderzoeven. Infiltratiekanalen waardoor kalkrijk Maaswater de anorectische heidevelden kon opfokken tot productief grasland voor hooi en toemaat.
En ook nu nog, een halve eeuw nadat gras plaats moest maken voor de populieren die intussen ook weer het veld hadden moeten ruimen voor eiken en elzen, staken midden in de Kempen gulden sleutelbloempjes en andere streekvreemde elementen de kop op.
Zoals de herfsttijloos. Voor beginnende plantensnuffelaars, zoals Gert ook ooit geweest was, een verschrikkelijke instinker. Want de giftige lelie toont zich eerst in het late voorjaar met enthousiast groene bladeren en dikke bloemknoppen. Die, na een maand geduldig wachten, helemaal geen bloemknoppen blijken te zijn maar zaaddozen.
Vruchten van een bladloze krokus, paarse accenten in een al vergeten nazomer.