Luiskaal
Vanuit het grote keukenraam keek Gert uit op de enige buurwoning in de verre omtrek. Een typische werkmanswoning uit de jaren zestig. Rode baksteen, zwart dak, aan de straatzijde een met fletsblauw, onderhoudsarm kunststof beklede voordeur: even functioneel als fantasieloos. Met tussen het huis en de landerijen van Geraar nog een perceel verpieterd grasland.
Sinds Giel en Alda hun woning hadden verkocht, hoorden twee geduldig wachtende fjordenpaarden bij het beeld. Nu werd de kapot getrapte en luiskaal gevreten grasmat overwoekerd door ridderzuring en bezemkruiskruid.
“Heeft Visser geen paarden meer?”
“Nee, het viel hem en zijn vrouw toch wat tegen, al dat onderhoud. Nooit lang van huis weg kunnen, met de paarden en zo. En voor de kleinkinderen hoefden ze het ook niet meer te doen. Hun dochter zit nu blijkbaar ergens in Engeland. In Birmingham of aan die kanten.”
“Dan gaat ge de wei er opnieuw bij krijgen, misschien?”
Het sluitstuk van de aanslepende erfenisruzie tussen de broers Geebelen en Giel, met Alda als stille vennoot. Bij wijze van trouwcadeau was de geïmproviseerde bouwgrond met bijhorend land uit het Geebelen-patrimonium gelicht, en overgedragen aan Alda – en dus ook aan Giel. Met de stilzwijgende afspraak dat, in geval van voortijdige verkoop van het geheel door Giel en Alda, de zittende Geebelenboer tegen schattingsprijs de zaak kon terugkopen. Maar een Nederlands bod op woning mét wei, dat ruim de helft hoger lag dan de schattingsprijs, bleek ruim voldoende om het geheugen van Giel – en dus ook van Alda – flink overhoop te halen.
“Dat valt nog te bezien. Zijn vrouw komt hier af en toe een paar liter melk halen. En vorige week heeft ze zich tegen Leen laten ontvallen dat ze er over denken om de zaak opnieuw te verkopen.”
“Terug den Hollander op, of wat?”
“Nee, toch niet. Ze zijn zinnens om in het centrum van Neerlo op één van die nieuwe appartementen te kruipen. Giel zal wel beginnen denken dat ze hem achtervolgen.”
“Tiens, tiens. Toch raar volk, die Hollanders.”
“Ja, gij kunt het weten, natuurlijk.”