Van de pot
Achter in de zaal had Gert vanuit de deuropening naar de keuken gewacht tot de zaak leegliep. Hij liet de horeca-gelegenheid graag aan zich voorbijgaan. Het niveau van de tussenkomsten die avond had hem weer in herinnering gebracht waarom hij zelden in cafés kwam, en zich daar al helemaal nooit in toogdiscussies mengde.
“Kom, het is tijd om naar huis te gaan” was tot nader order de enige verstandige analyse die hij ooit in de buurt van een tapkraan had opgevangen.
Hij kende vrijwilligers – goede vrijwilligers – die alleen hun mond open trokken wanneer ze zeker wisten dat hun inbreng hout sneed. Maar vanavond waren die allemaal thuis gebleven, waarschijnlijk omdat ze de rest van de week al op drie verschillende plaatsen tegelijkertijd moesten zijn. Hij begon alvast de stoelen van de laatste rijen te stapelen, verweerde houten zittingen op een lokaal nog grijsgelakt metalen frame. Een investering uit de tijd dat de fabrieksdirectie nog wel eens een bijdrage leverde aan het Noekerheidse verenigingsleven. Wouter greep zijn kans, en volgde aan het andere uiteinde van de stoelenrij Gerts voorbeeld.
“Vijf per stapel is genoeg.”
Op neutrale toon, zonder verder op of om te kijken, gaf Gert z’n schoonbroer de nodige instructies. Een tiental minuten lang was alleen het metalige tikken van gestapelde stoelpoten en het geschuif van rubberen beschermingsdoppen over de gespikkelde tegels hoorbaar. Nadat ook de laatste stoelen aan de kant geschoven waren, hield Wouter het niet langer.
“Nu tevreden?”
Gert viste een zakdoek uit zijn broekzak, wiste de zweetdruppels van zijn voorhoofd, en keek hem vragend aan.
“Waarom zou ik dat niet zijn, dan?”
“Na zo’n vertoning? Hou iemand anders voor de gek.”
“Ik hou u niet voor de gek. Daar hou ik me niet mee bezig. Als ik u zeg dat ik hier niet ongelukkig mee ben, dan meen ik dat”.
De halve glimlach rond z’n rechtermondhoek overtuigde Wouter niet.
“Je dacht toch niet in alle ernst dat je met zo’n avond de boompjes en de beestjes hebt gered?”, probeerde Wouter opnieuw.
“Nee, natuurlijk niet. Dat is pas het begin.”
“Het begin? Denk je nu echt dat al die acties die hier vanavond zijn aangekondigd een verschil gaan maken? Zelfs al komt er inderdaad ooit een referendum van? Oordopjes uitdelen aan de mensen uit de buurt? Hen een gratis trilplaatsessie aanbieden, zodat ze alvast kunnen wennen aan de graafmachines en zandzuigers? Plastic schepjes uitdelen aan de schoolpoorten, waarmee de kindjes kunnen gaan spelen op Noekerheide-Plage? Iedereen in het dorp een wegenkaart bezorgen, zodat hun kinderen later de weg kunnen vinden naar industrieterreinen buiten de gemeente? Of dat met die boeren, die met hun tractoren vol zandzakjes langzaam-aan-acties moeten gaan voeren? Wat hebben die boeren daar nu in godsnaam mee te maken? D’r ligt toch geen vierkante meter landbouwgrond binnen de omheining?”
Gert zuchtte. Hij had weinig zin om Wouter uit te leggen dat zijn losse ideeën, zonder bronvermelding overgenomen door de oppositie, alleen bedoeld waren om de camera’s te halen. Foto’s met onderschrift in de Gazet en de huis-aan-huis-bladen. Korte bijdragen op de regionale zender. Misschien wel de landelijke journaals, als ze een straatactie konden plannen op een nieuwsluwe zondag.
“Weet ge, Wouter, het is het gemak waarmee ge dat soort opmerkingen uitkraamt waar ik mottig van word. Er nul-de-botten verstand van hebben, en toch doen alsof ge van alles op de hoogte zijt. Denkt gij nu echt dat die boeren hier uilskuikens zijn? Voor iedere vierkante meter bos en hei die ze zullen afgraven binnen de draad, moet ergens een nieuw stuk groen komen buiten de draad. En waar gaan ze dat ergens halen, denkt ge? In woongebied? Nog niet bijna.”
Gert herpakte zich, liet zijn toon en spreektempo wat zakken, en hervond zijn nuchtere startopstelling.
“Maar, om op uw vraag terug te komen: nee, ik denk niet dat al dat kabaal aan het einde van de rit veel verschil zal maken. Maar dat was ook niet in de eerste plaats mijn bedoeling.”
“Pardon?”
“Dat dit niet in de eerste plaats mijn bedoeling was.”
Wouter snapte er hoe langer hoe minder van.
“Sorry, ik kan niet volgen. Wat was dan wel je bedoeling?”
“Wind maken. De discussie op straat gooien. Zodat uw burgemeester van de pot af moet, klaar en duidelijk moet zeggen wat er speelt, en waarom hij daar absoluut zand wil laten winnen.”